Toen Mila zeven jaar oud was, werd ze samen met haar zus uit huis geplaatst. Na een korte periode in een crisisopvang in Center Parcs, kwamen ze terecht bij hun opa en oma, de ouders van hun moeder. Daar wonen ze nog steeds. Inmiddels is Mila 18 en bouwt ze stevig aan haar toekomst. Ze studeert Social Work en werkt als manager in de horeca. Haar verhaal is er een van veerkracht, van vallen en opstaan. En vooral: van gezien worden.
‘Je kunt er weer bovenop komen. Ook als je leven ingewikkeld begint’
Hoe kijk je terug op het moment dat je uit huis werd geplaatst?
“Dat was heftig, al was ik nog jong. Mijn moeder had het mentaal moeilijk en thuis was het chaotisch, zonder structuur. Dat is lastig, zeker voor jonge kinderen. Samen met mijn zus ben ik toen uit huis geplaatst. We kwamen eerst tijdelijk in een crisisopvang in Center Parcs terecht. Best bijzonder, want daar konden we elke dag zwemmen en speelden we met andere kinderen. Daarna verhuisden we naar onze opa en oma. Dat voelde meteen vertrouwd. Die stap heeft echt alles veranderd.”
Wat maakte het wonen bij je opa en oma zo belangrijk voor jou?
‘Zij gaven ons stabiliteit. Vanaf dag één werd alles geregeld: een nieuwe school, een plek op zolder die we zelf mochten verven, een ritme om op terug te vallen. Ze waren streng, maar vooral heel zorgzaam. Dat gaf mij houvast.’
Je noemt vaak ‘structuur’ als belangrijk. Waarom?
‘Omdat het me rust gaf. Ik had een duidelijk ritme, wist waar ik aan toe was. Dat helpt, zeker als je hoofd soms vol zit. Mijn opa en oma hebben echt het verschil gemaakt.’
Hoe was het contact met je moeder in die tijd?
‘Dat is altijd gebleven. Ze woont in Amsterdam, wij in Hoofddorp. We konden bellen, afspreken, soms bleef ik daar slapen. Dat was prettig, maar ik had vooral behoefte aan rust thuis. Eén of twee dagen in Amsterdam was leuk, maar daarna verlangde ik weer naar de structuur bij opa en oma.’
Je hebt ook een moeilijke puberteit doorgemaakt. Wat gebeurde er toen?
‘Rond mijn vijftiende kreeg ik het mentaal zwaar. Door alles wat ik had meegemaakt én doordat ik puberde. Ik raakte mezelf een beetje kwijt en volgde verschillende therapieën, onder andere voor PTSS en kenmerken van borderline. [MH1] Dat was pittig. School ging minder goed en ik dingen deed die eigenlijk niet bij mijn leeftijd pasten, zoals experimenteren met drugs en omgaan met oudere jongeren. Ik had het gevoel dat ik al volwassen moest zijn.’
Wat bracht de ommekeer?
‘Mijn werk en het stellen van mijn doelen. Ik kreeg een bijbaan, wat me verantwoordelijkheidsgevoel gaf. En ik realiseerde me: ik wil Social Work gaan doen. Ik wil jongeren helpen, zoals ik zelf ben geholpen. Dat besef heeft me echt richting gegeven.’
Wat gaf je in die tijd houvast?
‘Mijn werk werd echt een uitlaatklep,’ zegt Mila. ‘Ik begon in de horeca en kreeg daar steeds meer verantwoordelijkheden. Inmiddels ben ik manager in het restaurant. Het gaf me structuur, afleiding en zelfvertrouwen. Op het werk moest ik scherp zijn en mijn hoofd erbij houden. Daar was geen ruimte om weg te zakken in sombere gedachten. Het was een omgeving waar ik even los kon komen van alles wat lastig was. En het liet me zien: ik kán iets, ik doe ertoe.’
Wat wil je meegeven aan pleegouders of jongeren?
‘Blijf er zijn voor een kind, ook als het moeilijk wordt. En blijf in jongeren geloven. Ik had ook mensen nodig die me zagen. Die me ruimte gaven en tegelijkertijd ook grenzen stelden. Dat heeft mij geholpen om te zijn wie ik nu ben.’
Mila studeert inmiddels Social Work. ‘Ik wil vanuit ervaring iets betekenen voor anderen. Erkenning geven en begrijpen wat iemand doormaakt. En laten zien: je kunt er weer bovenop komen. Ook als je leven ingewikkeld begint.’