Gezinshuisouder Melique Mido (30) groeide op met twee pleegzusjes. Het heeft haar positief beïnvloed. Want het werd meteen gezellig in huis. Met de ervaringen en liefde die ze van huis uit meekreeg, is ze nu een toegewijde gezinshuisouder.
Hoe vond je het dat je pleegzusjes kreeg?
‘Ik vond het eigenlijk heel gezellig! Ik was 6 en mijn broer ouder, een echte puber. Dus ik was altijd alleen. Regelmatig zeurde ik bij mijn moeder om een zusje of broertje. Tot ze op een gegeven moment zei ’er komen 2 zusjes. Dan ben je niet meer zo alleen.’ Ik was maar wat blij.’
De vader van mijn pleegzusjes was heel nauw betrokken, ook bij mij.
En je moeder deed dit alleen?
‘De vader van mijn pleegzusjes was heel nauw betrokken, ook bij mij. Als hij kleren kocht voor mijn zusjes, dan kocht hij ook iets voor mij. Als ze naar McDonald’s gingen, dan vroeg hij mijn moeder of ik ook mee mocht. Beiden hebben het echt heel goed gedaan. Hun vader was mijn papa en mijn moeder was hun mama. We kregen allemaal evenveel liefde. Deze ervaring draag ik nu mee.
Heeft dit jouw studiekeuze beïnvloed?
‘Onbewust misschien wel. Ik had al snel de opleiding Social Work op het oog vanwege de verschillende kwetsbare doelgroepen. Ik vind het leuk om met mensen te praten en ze te motiveren. Toen ik jong was heb ik al tegen onze pleegzorgwerker gezegd: ‘wat jij doet, wil ik ook graag doen.’ Wat zou ze verbaasd zijn, als ze hoort dat ik nu dit werk doe!’
Inmiddels ben je alweer bijna 2 jaar gezinshuisouder?
‘Ja, ik heb het zo naar mijn zin. Ik herken bij jongeren veel uit mijn eigen puberteit. Ik had vroeger ook zoiets van ‘mama, je zeurt, laat me mijn eigen ding doen.’ Maar nu ik terugkijk, ben ik haar dankbaar. Ik weet dat ik een zaadje plant en dat jongeren, misschien niet nu, maar later wel dankbaar zijn.’
Maken jongeren het jou wel eens lastig?
‘Ja, het kan wel uitdagend zijn met jongeren. Als er onderling of naar mij getreiter is. Er zijn zelfs internetkabels doorgeknipt en meubels door de kamer gegooid. Als jongeren echt te ver gaan geef ik wel aan ‘als je iets van je leven wilt maken, moet je je echt een
doel stellen. Anders blijf je in cirkels lopen.’
Dan sta jij wel je ‘mannetje’!
‘Ja, ik heb een sterk karakter. Ik maak van mijn hart geen moordkuil en vind altijd een manier om over dingen te praten. Maakt niet uit hoe oud de kinderen zijn. Mijn werk is echt mijn roeping. Ik geloof dat je op aarde komt met een doel. Het mijne is om jongeren te laten inzien hoe waardevol ze zijn, ze positief te beïnvloeden. Ik wil ze helpen de juiste keuzes te maken, zodat ze een positieve toekomst tegemoet gaan. Ik schreef hierover ook het boek The Fight for your Destiny. Om verder te komen in het leven heb je anderen nodig. Ik zeg altijd tegen de jongeren ‘je bent geliefd’ of ‘je wordt gewaardeerd’ of ik vraag even hoe het met ze gaat: ‘Ben je druk in je hoofd?’ Die aandacht en liefde kreeg ik van mijn familie en geef ik nu door aan anderen.’
Hoe helpt het geloof je in je werk?
‘Soms als het moeilijk wordt, bid ik voor de jongeren. Ik betrek het geloof nooit in mijn gesprekken met ze. Maar het geeft mij de kracht en het geduld om door te gaan. Pleegkinderen komen soms met een rugzak vol trauma’s. En soms wordt dat zichtbaar in hun gedrag. Het is zo belangrijk om te begrijpen dat er altijd een reden achter zit. Geduld loont. Dat wil ik pleegouders meegeven. En, creëer momenten samen. Want quality time met kinderen heelt wonden.’
Hoe gaat het nu met jou en je pleegzusjes?
‘We hebben zo’n hechte band met elkaar. We zijn echt familie. Eén van mijn pleegzusjes is zelfs closer met mijn moeder dan ik: echt een mama’s kindje.’ Het is niet alleen bloed dat verbindt.’