Marion (59) biedt sinds vijf jaar crisisopvang. Ze is getrouwd en heeft twee kinderen, van wie een nog thuis woont. ‘Na opnieuw een reorganisatie stopte ik als ICT-accountmanager. Toen dacht ik: nu hebben we tijd voor een pleegkind. En ruimte, want mijn oudste was net het huis uit. De tweejarige Dennis werd gebracht door zijn gezinsvoogd. Gek hoor, je krijgt dan geen A4’tje met hoe hij is, wat hij lekker vindt of leuk. Zijn enige houvast waren een blauwe beer en z’n speentje.
Van conference calls met 15 man naar schommelen in de speeltuin – ik vond het een walhalla. Overdag ging het goed. Alleen als ik even de andere kant opkeek tijdens het eten, zat hij drie seconden later met dikke hamsterwangen vol stukjes boterham. ’s Nachts was hij overstuur, dus zette ik zijn ledikant naast ons bed, zodat ik hem kon troosten. Hij kwam voor een crisisplaatsing, maar hij is bijna een jaar bij ons gebleven. Toen ik hem achterliet bij zijn nieuwe pleegouders, heb ik zitten huilen in de auto. Tegelijk wist ik: ik ben te oud om hem tot zijn achttiende een plek te bieden. Als wij bejaard zijn, gaat hij puberen.
Er kwam een ander crisispleegkind, dat ook langer bleef; daarna een pleegmeisje van anderhalf; baby’tjes, soms direct uit het ziekenhuis. Met Dennis ging het niet goed in het nieuwe pleeggezin. Hij gooide dingen naar het hoofd van zijn pleegmoeder, sloeg iedereen en slikte op vierjarige leeftijd zelfs antipsychotica. Tot het pleeggezin het niet meer trok. Gelukkig adviseerde de gezinsvoogd om ons in te schakelen. Ik moest wel slikken, want Dennis herkende ons niet meer. Na een paar uur spelen, zaten mijn man, dochter en ik met hem in de auto. Ik vroeg: ‘Weet je nog hoe we heten?’ Van mij wist hij het niet meer. Na een tijdje klonk er vanaf de achterbank: ‘Ik heb wel over een Marion gedroomd.’ Bijzonder hè, dat de herinnering weg is, maar ervaringen nog ergens blijven hangen.
‘Als iets me echt raakt, springt mijn man in en andersom’
Dennis was inmiddels een beschadigde kleuter. Schreeuwde bovenaan de trap ‘kankerbitch’, beet ons. De antipsychotica hebben we afgebouwd. Zijn gedrag verbeterde en met ons andere, tweejarige pleegkind kon hij goed opschieten. Sinds afgelopen zomer woont Dennis in een gezinshuis. Wekelijks haal ik hem uit school en blijft hij eten, een weekend per maand komt hij logeren. Eerlijk: omdat hij zoveel aandacht vraagt, is het goed dat daarna het jonge, professionele gezinshuisstel het overneemt. Ik houd van de reuring, van uitvogelen wat werkt voor een kind.
We begrijpen het als pleegkinderen zich onmogelijk gedragen. En als iets me echt raakt, springt mijn man in en andersom. Wel moppert mijn man soms dat de helft van onze kasten vol ligt met kinderkleding, luiers, kindervoeding voor diverse leeftijden. In de hal staat een kinderwagen en tijdens vakanties houd je rekening met de behoeften en slaapjes van de pleegkinderen. Maar als een pleegkind op Vaderdag aankomt met een zelf geknutseld ijsje met daarop ‘Ruud is de coolste’, smelt hij.’
Vanwege privacy is de naam Dennis gefingeerd.