Zonlicht valt over glooiende heuvels en de moestuin. Er staan paarden in een groene weide… het Franse boerenleven. Negen jaar geleden verhuisden Ab en Marian naar deze plek. Hun pleegouderschap namen ze mee. Hier zorgen zij voor jongeren die vastlopen in Nederland. Wat beweegt Ab en Marian? En hoe vinden jongeren hun weg weer op het Franse platteland?
Waar begon dit verhaal voor jullie?
Marian: ‘In de Haagse volksbuurt de Schilderswijk, zo’n elf jaar geleden. Ik maakte een documentaireserie over gezinnen in armoede. Hier leerden wij een dertienjarige tweeling kennen. Ze zaten in een moeilijke thuissituatie en vroegen ons of ze bij óns mochten komen wonen. Het zorgen voor de tweeling bleek niet haalbaar. Maar het zette ons wel aan het denken. Ab had veel ervaring met jongeren. Hij is vader van drie kinderen en had veel ervaring met het werken met jongeren op de bouw. Moesten niet iets voor jongeren die het lastig hebben gaan doen?’
Veel mensen vinden jongeren juist lastig
Ab: ‘Vanaf het allereerste moment zeiden we: ‘Wij willen die moeilijke pubers, laat die maar bij ons komen’. Probleemjongeren zijn van alle tijden. Wij waren vroeger zelf ook geen lieverdjes; moeilijke pubers in lastige gezinnen. Dat hebben we niet als trauma’s meegesleept, maar zijn er sterk uitgekomen.’ Marian: ‘Ons eigen rugzakje, dat maakt dat wij vrij makkelijk met deze jongeren omgaan. Tijdens de STAP-trainin waren we echt de uitzondering. Iedereen ging voor de kleine baby’tjes omdat die geen bagage zouden hebben. Wij voelden dat we iets anders te bieden hadden.’
‘Wij worden een time-outplek genoemd’
Hoe was dat in de praktijk?
Marian: ‘We zijn gestart met weekend- en vakantiepleegzorg. Al snel werden we gevraagd voor een pilot rondom forensische (nu specialistische) pleegzorg van Spirit (nu Levvel) en de Universiteit van Amsterdam. Wij haalden jongens op die in voorarrest zaten. In de drie maanden bij ons werd zoveel mogelijk hulp ingezet om de situatie rondom de jongens te verbeteren. Daarna moesten zij zich weer verantwoorden bij de rechter. Dit hebben we een aantal jaren gedaan.’
‘Alles wat je hier vertelt, blijft hier’
En toen lonkte Frankrijk?
‘Ja, toen haalden we het in onze koppen om naar Frankrijk te gaan’, lacht Marian. ‘Wij waren het drukke Nederland echt zat. We wilden een ander leven met meer rust en groen en ruimte voor de beesten. Al vrij snel ontstond het idee om ook in Frankrijk pleegzorg te bieden. Zo zijn we in contact gebleven met Levvel.‘
Hoe werkt dat, zo op afstand?
Marian: ‘Samen met pleegzorgwerker Clementine en gedragswetenschapper Laurette vormen we al jaren een vast team. We hebben regelmatig contact live of via zoom en zijn heel goed op elkaar ingespeeld. Als het hier uit de hand loopt en we moeten de rode kaart trekken, dan appen we Clementine en hangt ze echt meteen aan de lijn!’
In negen jaar hebben jullie veertien jongeren opgevangen. Hoe komen ze bij jullie?
Ab: ‘Ze komen via allerlei kanten. Soms op verzoek van de ouders of pleegouders en soms vanuit de begeleiding of een gezinshuis. Er zijn ook jongeren bij die onder toezichtstelling staan.’
Hoe verloopt zo’n plaatsing?
Marian: ‘Wij worden een time-outplek genoemd. Er is geen vastomlijnd doel. De jongere kan hier ontsnappen aan de drukke stad met al zijn verleidingen en groepsdruk. Ongewenste banden worden zo doorgesneden. Even terug naar niks.’
‘Ons eigen rugzakje maakt dat wij vrij makkelijk met deze jongeren omgaan’
Zoals jullie het zeggen: het zijn meestal geen lieverdjes. Moet je erg streng zijn?
Marian: ‘De enige harde regel is dat ’s nachts de telefoon in de lader moet en niet meegaat naar bed. Voor de rest mogen ze hier uit hun dak gaan. Schelden, tieren, stil zijn, verdrietig zijn: alles mag.’ Ab: ‘We werken echt aan regelmaat. Vaak hebben de jongeren een omgedraaid dag- en nachtritme. Hier staan ze vroeg op, we ontbijten samen en verzorgen de dieren. Na een dag houthakken (lekker ouderwets met de hand) of werken in de moestuin, zijn ze vaak kapot. ’s Avonds na het eten en een paar uurtjes kwebbelen, liggen ze om tien uur in hun mandjes. Dan hoef je ze echt niet te sturen hoor.’
Ze werken dus bij jullie?
Marian: ’Soms werken de jongeren mee bij het klussen en aan de tiny houses die Ab bouwt en verkoopt. Of ze gaan aan de slag op de camping of bij de biologische koeienboer verderop in het dorp. Hier leren ze dat melk niet uit de fabriek komt, maar gewoon uit een koe.’ Ab: ‘Een van onze jongeren ging drie dagen per week vroeg op om de koeien te melken. Toen de boer een ongeluk kreeg, heeft hij al het werk op de boerderij overgenomen. Een enorme verantwoordelijkheid en zo leerzaam voor hem. Een waardering dat hij kreeg!’
‘Probleemjongeren zijn van alle tijden’
En hoe zit het met school?
Marian: ‘De meeste jongeren gaan al jaren niet meer naar school. Wij proberen ze toch elke ochtend een paar uurtjes aan het schoolwerk te krijgen.’ Ab: ‘Ze leren ook op een andere manier. Zo kreeg een jongen een nieuwe plek toegewezen buiten zijn eigen regio, waardoor de eigen gemeente moeilijk deed over de financiering. Ik heb hem een brief laten schrijven naar burgemeester en wethouders. De gemeente liet hierop weten dat ze een uitzondering wilde maken. Zo leert hij door te schrijven echt iets voor elkaar te krijgen. Meer dan door alleen maar boos te worden.’
Wat maakt dat jullie aanpak werkt?
Ab: ‘Ons sterkste punt is dat we 24/7 bij elkaar zijn. In Nederland moeten ze zich op een bepaalde tijd melden bij een maatschappelijk werker. Onze gesprekken vinden op de gekste momenten plaats, tijdens het houthakken of het koeien melken. We voelen het allebei erg goed aan als er iets speelt. Dan proberen wij het eruit te trekken. Dat gebeurt vaak een-op-een. Ik ben meer van het praktische, gáán met die banaan, en Marian meer van het uitvragen.’ Marian: ‘We proberen altijd het positieve uit het negatieve te halen. En wij maken ze duidelijk: alles wat je hier vertelt, blijft hier.’
Wanneer en hoe gaan ze terug naar Nederland?
‘De jongere heeft even de tijd nodig om zich hier op zijn gemak te voelen. In die eerste weken leren wij elkaar beter kennen en daarmee de situatie van de jongere beter begrijpen. Dat is nodig om echt voor hen te kunnen gaan staan, richting (pleeg)ouders en anderen om het kind heen. In drie maanden krijgen we echt een beeld van wat er nodig is,’ geeft Ab aan. ‘Willen we nog meer uit zoeken samen, en dus verlengen. Of gaat de jongere terug naar Nederland. Samen zoeken we hier al vaak naar werk of een opleiding voor als ze terug zijn.’
Hoe zien jullie de toekomst?
Marian: ‘Clementine zorgt ervoor, zeker na een heftige plaatsing waarin het nodige is gebeurd, dat we even niemand in huis hebben. Even tijd voor elkaar. Maar na een paar weken begint het bij ons alweer te kriebelen. Ab: ’Ondanks dat ik tegen mijn pensioen aan loop, willen we hier mee doorgaan. Eigenlijk zijn we gewoon een gezin, he! Wij hebben maximaal twee jongeren tegelijkertijd in huis. Of we nog teruggaan naar Nederland? Nee, dat gaan we niet meer. We voelen ons hier thuis.’
Lees ook het verhaal van Clementine en Laurette van Levvel over de samenwerking met Ab en Marian.